Verreweg de meeste soortenlijsten van faunae aangetroffen in de mariene sedimenten van Nederland, vermelden òf alleen dat een bepaalde soort voorkomt, òf geven aan dat die soort algemeen, zeldzaam, zeer zeldzaam e.d. is. Echter is wel gebleken, dat dergelijke begrippen zeer rekbaar zijn. Te dien einde werd nagegaan, of het niet mogelijk was, een meer exacte methode voor het aangeven van de samenstelling van een molluskenfauna toe te passen. Schrijver dezes meent dit gevonden te hebben in het procentgetallenonderzoek, waarbij het aantal individuen van een soort voorkomende in een bepaald grondmonster in procenten wordt uitgedrukt. Bij de berekening van de procentgetallen is als volgt te werk gegaan. Een grondmonster van enkele dm3 werd gewasschen en gezeefd op een zeef met een maaswijdte van enkele mm. De in het residu aanwezige schelpen en schelpresten werden geteld, waarbij onbeschadigde schelpen, de slotfragmenten en de grootere stukken van de tweekleppigen voor ½, en de kleinere lamellibranchiatenfragmenten voor ¼ geteld werden. De gastropoden werden voor 1 gerekend, met uitzondering van de zeer kleine soorten zooals Hydrobia ulvae Penn. en de land- en zoetwatermollusken. Een nadeel van deze methode is, dat een persoonlijke opvatting bij het tellen niet te vermijden is; echter mag aangenomen worden, dat de hierdoor ontstane verschillen niet groot zullen zijn.