Nadat nu ook Fritz Sarasin op 23 Maart 1942 in Lugano, 13 jaar na Paul Sarasin (overl. 7 April 1929) gestorven is, is het wel goed om ook in Basteria de beide wereldberoemde onderzoekers te herdenken, hoewel het beiden Zwitsers waren, want hun malacologische onderzoekingen strekten zich grootendeels uit tot Nederlandsch Indië en wel Celebes. Wel is hun studie der mollusken slechts een deel van hun levenswerk, dat hoofdzakelijk aan Anthropologie, Enthnologie, Oudheidkunde enz. gewijd was, maar ze zijn toch van zooveel beteekenis, dat zij ook in de malacologische vakliteratuur herdacht behooren te worden¹). De beide neven stamden uit een oude, voorname Baseler familie; als studenten sloten zij vriendschap, die tot hun einde voortduurde en die voor de wetenschap zeer waardevol gebleken is. Hun studie begonnen zij in Basel bij den zooloog Ludwig Rütimeyer en beëindigden die bij den toen beroemden Karl Semper in Würzburg. Paul Sarasin promoveerde in 1882 op een proefschrift: „Entwicklungsgeschichte der Bithynia tentaculata” waarin hij de torsie van het slakkenlichaam door mechanische invloeden trachtte te verklaren, doch vooral een belangrijke bijdrage gaf tot de kiemblad-theorie. Op dit werk volgde spoedig een ander: „Ueber die Sinnesorgane und die Fussdrüse einiger Gastropoden.” In October 1883, nadat ook Fritz Sarasin gepromoveerd was op een proefschrift „Ueber die Entwicklungsgeschichte von Epicrium glutinosum”, vertrokken zij voor hun eerste onderzoekingstocht naar Ceylon, waar zij tot 1886 bleven. Een groot aantal zoologische onderzoekingen werd hier uitgevoerd, deze werden na hun terugkomst in Berlijn gepubliceerd onder den titel: „Ergebnisse naturwissenschaftlicher Forschungen auf Ceylon.”