In den zomer en het najaar van 1942 maakte ik een aantal excursies op de eilanden Schouwen (incl. Duiveland), Tholen en Zuid-Beveland, teneinde gegevens te verzamelen over het voorkomen van zoetwaterlamellibranchiaten, van welke weekdiergroep uit deze Zuid-Westhoek van ons land niets bekend was. Daarbij werden tevens monsters van de in de zeef aangetroffen Gastropoden genomen, terwijl voorts — wanneer de gelegenheid zich voordeed — landmollusken werden verzameld. Wat de Bivalven betreft, was het resultaat grootendeels negatief, zooals hieronder zal blijken. Ook van de landslakken was de vangst over het algemeen niet rijk. Daar er totnogtoe evenwel nog geen faunistisch overzicht van de niet-mariene mollusken dezer eilanden gepubliceerd is, meende ik de bekendmaking van de bijeengebrachte gegevens te kunnen rechtvaardigen. Dankbaar heb ik de uitnoodiging van mejuffrouw T. van Benthem Jutting aanvaard, om, met gebruikmaking van een groot aantal nog niet afzonderlijk gepubliceerde gegevens uit het omvangrijke kaartsysteem van het Comité ter Bestudeering van de Molluskenfauna van Nederland, ook de andere deelen van den Zeeuwschen archipel evenals Zeeuwsch-Vlaanderen in dit overzicht te betrekken. In den bedoelden kaartcatalogus zijn op de meest waardevolle wijze de vele door belangstellenden in den loop der laatste decenniën bijeengebrachte vindplaatsdata genoteerd. Het leeuwendeel van het hierop betrekking hebbende materiaal bevindt zich, teneinde steeds voor revisie toegankelijk te zijn, in de collectie van genoemd Comité, welke in het Zoölogisch Museum te Amsterdam wordt beheerd, terwijl de rest deel uitmaakt van enkele particuliere verzamelingen. Eenvoudigheidshalve zijn echter alle uit het kaartsysteem geciteerde bijzonderheden hieronder aangeduid met [M.C]. Tot het bijeenbrengen van het Zeeuwsche materiaal hebben in de eerste jaren, vanaf 1915, voornamelijk Prof. Max Weber, Jhr. W. C. van Heurn, P. de Bruyne, W. G. N. van der Sleen en L. J. Spanjaardt Speckman hun medewerking verleend, terwijl de excursie-resultaten van Mej. T. van Benthem Jutting, L. H. van Berk, C. Brakman, L. J. Butôt, W. Kimpe, C. O. van Regteren Altena, B. J. J. R. Walrecht en I. A. J. de Wilde van na 1920 stammen.