Ten vervolge op mijn artikeltje over Cepaea nemoralis op blz. 59 van den vorigen Jaargang moge ik in het onderstaande de resultaten bekend maken van het afgeloopen, d.i. het derde proefjaar. Het is n.l. gelukt om op dezelfde wijze als in de beide voorafgaande jaren ook in 1943 een behoorlijk aantal volwassen exemplaren der betreffende slakkensoort op dezelfde beperkte en geïsoleerde vindplaats te verzamelen. Zelfs steeg, tegen de verwachting in, dat aantal niet onbelangrijk boven de totalen van 1942 en 1941. Men zal zich herinneren, dat er in Sept.—Oct. 1942 slechts opvallend weinig jonge individuen werden gezien, zoodat op eene mogelijke mislukking der proef moest worden gerekend, in dien zin, dat er gedurende het seizoen 1943 wellicht een té gering aantal volwassen exemplaren zou kunnen worden geoogst, te klein om met de cijfers der beide voorafgaande jaren te worden vergeleken. De ervaring leerde evenwel anders; de vangst overtrof iedere verwachting, maar inmiddels blijft de vraag onbeantwoord, in hoeverre er wellicht onwillekeurig en ongemerkt méér moeite en toewijding aan het zoeken zijn besteed geworden. Ook laat het zich denken, dat de jonge dieren in den herfst van 1942 iets eerder zich in de winterschuilplaatsen hadden teruggetrokken, óf, dat de laatste dagen, waarop in 1942 het inzamelen heeft plaats gevonden, droger, en bijgevolg de jonge slakken toen minder ambulant zijn geweest, en deze laatsten zoodoende grootendeels aan de waarneming zijn ontsnapt. Hoe het ook zij, 1943 is niet armer aan slakken geweest dan 1942 of 1941, en in Sept—Oct. 1943 werden er op sommige dagen zelfs opvallend véél jonge individuen gezien. Misschien zijn de in dat jaar vroeg aangevangen lente en de zeer gematigde daaraan voorafgegane winter ook wel van eenigen invloed geweest?? De indeeling der „huisjes” in de 6 aangenomen rubrieken ontmoette ook ditmaal geen ernstige struikelblokken. Wederom kon slechts een klein aantal exemplaren (dezen keer 20) met aberrante banden-teekening onmogelijk worden ingepast in het aanvaarde systeem, en bij slechts enkele werd getwijfeld ten aanzien van de vraag „geel of rood”. In de bedoelde gevallen werd ten gunste van rood beslist zoodra er ook maar iets van die kleur in den gelen achtergrond kon worden opgemerkt.