Een vergelijking van de molluskenfauna van den Vaucheria-plas met die der omliggende localiteiten, aan de hand van de in de Overzichtstabel vermelde gegevens en andere waarnemingen in dit gebied, brengt de volgende algemeene, faunistische gezichtspunten naar voren: 1. Een rijkelijk voorkomen van kleine Prosobranchia-soorten, van welke Valvata cristata Müller op alle punten domineert. Viviparus lacustris (Beck) Schlesch, die in de tochten een vrij algemeene verschijning is, vormt in den Vaucheria-plas duidelijk een vreemd element. 2. Een talrijk optreden van Planorbidae, waarvan soorten als Planorbis (Spiralina) vorticulus Troschel en Planorbis (Hippeutis) complanatus (L.), die buiten en gedeeltelijk ook in het Natuurmonument meest niet in groote hoeveelheden verzameld worden, in ruim aantal voorkomen, terwijl andere, in de tochten vrij algemeene soorten als Planorbis corneus (L.) en Planorbis (Tropidiscus) planorbis (L.), welke beide overal in ons land zeer algemeen zijn, geheel ontbreken. 3. Een sterke recessie van Lymnaeidae, die vrijwel alleen vertegenwoordigd zijn in Lymnaea (Radix) ovata Drap. en nog wel in kleine, dunschalige exemplaren. De beide volwassen exemplaren van Lymnaea (Lymnaea) stagnalis (L.) (Wn. 256) en Myxas glutinosa (Müller) kunnen van de fauna der tochten afgeleid worden. Vooral de laatste soort treft men soms in groote hoeveelheden aan in vegetaties, waarin Stratiotes aloides L. domineert. Opmerkelijk is het geheel ontbreken van Lymnaea (Stagnicola) palustris (L.), die evenwel ook in de andere deelen van het Naardermeer een bescheiden plaats inneemt. 4. Een ontbreken van Najaden, wat uiteraard in de eerste plaats aan de natuurkundige omstandigheden van den biotoop te wijten is. Zeer jonge dieren zouden er incidenteel verwacht kunnen worden. 5. Een soortelijk sterk recedeeren van Sphaeriidae, van welke groep Pisidium favrei m. en Sphaerium corneum (L.) in de fauna van den Vaucheria-plas de kern vormen. Van deze laatste soort is de var. nucleus Studer typeerend voor den biotoop. Andere Pisidium-soorten zijn slechts toevallige faunabestanddeelen. Zulks in tegenstelling met de andere plassen en de tochten, waar deze kleine Lamellibranchia veelal kwantitatief domineeren ten opzichte van de Gastropoda. Van biosociologisch standpunt gezien, kan men in een weekdiergezelschap drie categorieën onderscheiden, nl. 1. de „kenvormen”, 2. de „begeleiders”, 3. de „toevallige elementen”. Tot de kenvormen behooren soorten met geringe oecologische amplitudo, de, wat de keuze van hun milieu betreft, kieskeurige soorten. Tot de kenvormen behooren ook de modificaties van euryoeke soorten. Modificaties immers zijn in wezen uitdrukkingsvormen van bepaalde standplaatsverhoudingen. De „begeleiders” behooren tot de soorten met groote oecologische amplitudo. Zij zijn niet karakteristiek voor een bepaalden biotoop, doch hun physionomie en abundantie kunnen een aanwijzing geven omtrent min of meer gunstige levensomstandigheden van het betreffende milieu. „Toevallige elementen” kunnen verdwaalde individuen uit een aangrenzenden biotoop zijn, of indringers uit een sociologisch andere etage. Volgens deze indeeling is de mollusken-associatie, waarvan Planorbis (Gyraulus) riparius Westerlund een der meest kenmerkende elementen vormt, in den Vaucheria-plas dus als volgt te karakteriseeren: A. Kenvormen a. stenoeke soorten: Planorbis riparius Westerlund Planorbis vorticulus Troschel Pisidium favrei m. b. modificaties: Sphaerium corneum (L.) var. nucleus Studer B. Begeleiders a. met betrekkelijk gunstige ontwikkelingsmogelijkheid: Valvata cristata Müller Valvata piscinalis (Müller) Bithynia tentaculata (L.) Bithynia leachii (Sheppard) Planorbis vortex (L.) Planorbis contortus (L.) Planorbis complanatus (L.) Planorbis crista (L.) b. met betrekkelijk ongunstige ontwikkelingsmogelijkheid (ruim aantal, doch niet volgroeide individuen): Planorbis carinatus Müller Lymnaea ovata Draparnaud Physa fontinalis (L.) C. Toevallige elementen: Viviparus lacustris (Beck) Schlesch Lymnaea stagnalis (L.) Myxas glutinosa (Müller) Pisidium obtusale C. Pfeiffer Pisidium nitidum Jenyns Pisidium milium Held Pisidium subtruncatum Malm Pisidium hibernicum Westerlund Interessant is het ontbreken in deze associatie van enkele euryoeke soorten, die in de directe nabijheid van den Vaucheria-plas wel voorkomen. Hun afwezigheid moet derhalve oecologische oorzaken hebben.