In 1902, tweehonderd jaren na de dood van Georg Eberhard Rumpf, verscheen te Haarlem het „Rumphius Gedenkboek 1702-1902” geredigeerd door M. Greshoff met bijdragen van talrijke specialisten. Thans ligt een nieuw lijvig boekdeel voor ons, gewijd aan dezelfde nagedachtenis en wederom met hoofdstukken verzorgd door een rij van specialisten. Wie was het, die met een tussenpoos van ruim 50 jaar zoveel pennen in beweging bracht? Voor ons malacologen ongetwijfeld een belangrijke figuur, een pionier. Niet alleen omdat hij de eerste was die een grondige studie maakte van de molluskenfauna van de Molukken, maar ook omdat hij in zijn werkwijze zijn tijd zover vooruit was. Immers prof. De Wit noemt hier Rumphius' hoofdwerk, het zesdelige Herbarium Amboinense: de eerste, als regel volledigste en meestal betrouwbaarste bron van informatie over leven en gedrag, betekenis voor de bevolking, en geschiedenis van de planten van de Molukken. En heeft „D'Amboinsche Rariteitkamer” niet van oudsher de bewondering gewekt van wie het boek raadpleegde bij de studie van Oostindische weekdieren? In hoofdstuk 8 van dit Memorial Volume (Rumphius and malacology, p. 181-207) toont mevrouw Van der Feen-van Benthem Jutting nog eens de juistheid aan van Von Martens’ bewering dat Rumphius’ bijdrage tot de malacologie in vijf categorieën te verdelen is. Want Rumphius had een bijzondere gave voor beschrijving en nomenclatuur, een natuurlijk gevoel voor classificatie, hij placht zijn objecten ook in het veld waar te nemen, verdiepte zich in hun practisch gebruik en toepassing door de mens en gaf zijn vindplaatsen al nauwkeurig aan.