In deze orde zijn door THIELE twee groepen samengebracht, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij nauw verwant zijn. Het slot bestaat bij beide groepen uit een al of niet in het midden onderbroken rij tandjes in de ééne klep, passend in de holten tussen de tandjes in de andere. Bij Mytilidae, Limidae en Ostreidae kunnen ook rijen kleine knobbeltjes op de slotrand voorkomen, die men niet met de tandjes van het taxodonte slot moet verwarren. Deze families zijn als Anisomyaria, waarbij dus de voorste sluitspier sterk gereduceerd is (Mytilidae) of ontbreekt (Limidae, Ostreidae), gemakkelijk uit te sluiten. Wanneer bij de bivalven van de schelp gesproken wordt, is een „doublet” of „doosje” bedoeld; de schelp bestaat dus uit twee kleppen, een rechter en een linker. De lengte (L) meten wij van voor naar achter, de hoogte (H) van top tot ventrale rand; S staat voor semidiameter: de doorsnede van één schelpklep.