Van de anatomie en oecologie van tropische Prosobranchia zijn wij veel minder op de hoogte dan van die uit de gematigde streken. Voor grondige onderzoekingen op dit gebied is men aangewezen op laboratorium-ruimte ter plaatse en dit verklaart deze achterstand. Merkwaardig is, dat relatief de tropische naakte zeeslakken wat beter bekend zijn. Immers, waar zich de gelegenheid voordeed werd het onderzoek van deze dieren, waarvan het bij conservering moeilijk houdbare kleurpatroon en de vorm van het levende dier voor de soortonderscheiding van zoveel belang zijn, dikwijls het eerst aangepakt. Van de prosobranchen kende men veelal tenminste reeds schelp en radula. Het is daarom verheugend dat het zo actieve echtpaar MARCUS uit Sao Paulo, naast zijn belangrijk werk over naakte zeeslakken, op even grondige wijze Prosobranchia is gaan onderzoeken en daarvan sinds enkele jaren de resultaten publiceert (1956: Paraseptaria, Lamellaria, Janthina; 1959: Olividae; 1960: Hastula, Tricolia; 1962: Leucozonia, Columbellidae). In de nu verschenen verhandeling worden drie Littorina-soorten, Littoridina australis nana (een nieuwe ondersoort), twee Caecum ’s en Bittium varium grondig behandeld, waaraan enkele opmerkingen over Triphora cf. nigrocincta zijn toegevoegd.