Op 16 mei 1965 verzamelden mijn vrouw en ik tijdens een excursie in de gemeente Werkendam een aantal exemplaren van Arianta arbustorum (L.), waarbij een linksgewonden exemplaar werd aangetroffen. Het dier werd levend gevonden, buitendijks, in een griendachtig biotoop langs de Nieuwe Merwede, ongeveer 40 m ten ZO van de veersteiger tegenover Kop van het Land. Ter plaatse bevindt zich een kleine griend met lage knotwilgen en weinig ondergroei. Op de stam van een der knotwilgen werd het dier aangetroffen. De griendbodem loopt tijdens vloed onder. De begeleidende fauna bestond uit Trichia hispida (L.), Succinea elegans Risso, Radix peregra ovata (Drap.) en Carychium spec. Het dier komt uitwendig in vorm en kleur geheel overeen met normale exemplaren, behalve dat de geslachtsopening links is gelegen. De schelp is enigszins afwijkend van de andere, in dezelfde biotoop aangetroffen exemplaren. Het is een opvallend laag exemplaar; de kleur is bleekgeel met grijze vlekjes, zonder periphere band. De normaal gewonden schelpen waren bruinrood en bezaten alle een duidelijke donkere band. Plaat 2 figuur la geeft een beeld van het kruipende dier.