De Europese vertegenwoordigers van het geslacht Ensis, 6 of 7 in getal, al naar gelang men E. magnus met E. arcuatus wenst te verenigen of niet, leveren bij de determinatie nogal eens moeilijkheden op. Blijkbaar kan iedere soort onder omstandigheden met 2 of 3 van zijn naaste verwanten verwisseld worden, zodat men zich onwillekeurig gaat afvragen, of er in deze groep niet een bepaalde orde is te ontdekken, die de onderlinge verhoudingen wat begrijpelijker maakt. De volgorde in het artikel over de Europese Ensis-soorten (Basteria Vol. 28, 1964, pp. 13-44) berust al op een zekere groepering of indeling: eerst komen de rechte, grote, aan Solen herinnerende soorten, aan het einde de kleine, gebogen soorten, die min of meer in de richting van Phaxas wijzen en daar tussen in, in het centrum bij wijze van spreken, de Ensis magnus-arcuatus groep, waarvan de vertegenwoordigers recht dan wel gebogen kunnen zijn. Een poging om de onderlinge gelijkenissen te illustreren in een schema, waarin lijnen die soorten verbinden, die gemakkelijk met elkaar te verwisselen zijn, leverde het verrassende resultaat van fig. 1 op. Het vrijwel regelmatige schema bevat de variabele Ensis arcuatus als centraal punt; de volgorde is, met uitzondering van de E. arcuatusvariëteiten, precies dezelfde als die in ”The genus Ensis in Europe”. Het blijkt nu, dat iedere soort met zijn directe opvolger en voorganger in het systeem verwisseld kan worden en bovendien met een van de vertegenwoordigers van de centraal gelegen, variabele Ensis arcuatus-groep! Per soort is dit in de Engelse tekst toegelicht met vermelding van de meer kritieke punten in de groep der Europese Ensis-soorten. De aandacht mag vooral nog even gevestigd worden op de daarin vermelde verschilpunten tussen E. siliqua en E. minor. Uit dit overzicht blijkt ook, dat de moeilijkheden zich beperken tot speciale gevallen: een bepaald gedeelte van het materiaal, jeugdstadia, e.d. Tenslotte moet er op gewezen worden, dat de figuur niet de phylogenetische verwantschappen aangeeft, m.a.w. geen stamboom is, maar uitsluitend de onderlinge gelijkenissen tot uitdrukking brengt. In hoeverre verwantschap en onderlinge gelijkenis elkaar hier dekken, is een vraag waarop niet verder zal worden ingegaan. Op zichzelf is het al merkwaardig genoeg, dat de onderlinge gelijkenissen, resp. verwisselingsmogelijkheden bij de Europese Ensis-soorten zich laten illustreren in een dergelijk karakteristiek en regelmatig schema.