Dit boek brengt op radicale wijze orde in de langzamerhand chaotisch geworden systematiek der paalwormen. In de alfabetische catalogus worden bijna 700 namen van genera en species, waaronder ook veel spellingsvarianten en emendaties, op hun merites onderzocht. Veel van deze namen zijn aan fossielen gegeven en voor de palaeontologen zal het een groot gemak zijn deze voortaan hier bijeen te kunnen vinden. Ook opgenomen zijn de taxa, die te eniger tijd ten onrechte tot de Teredinidae zijn gerekend. Alle op recent materiaal gebaseerde namen tenslotte zijn critisch onderzocht, indien enigszins mogelijk op grond van het type materiaal. De 64 platen bevatten nauwkeurige tekeningen van alle typen, die miss TURNER zelf kon onderzoeken, waarvoor zij over de gehele wereld verspreide musea afreisde. Voor het onderscheiden der soorten zijn de paletten, dat zijn de lepel- of veervormige kalkplaatjes waarmee paalwormen de toegang tot hun boorgang kunnen afsluiten, van het grootste belang, zoals reeds door vroegere onderzoekers is geconstateerd. Maar bij de interpretatie der verschillen moet rekening gehouden worden met de veranderingen, die deze orgaantjes tijdens de groei van het dier ondergaan, met hun conservatietoestand en de normale intraspecifieke variatie en daaraan heeft het nogal eens ontbroken. Het omvangrijke typen-onderzoek bracht dan ook aan het licht, dat tal van namen synoniemen zijn, terwijl een niet gering aantal nu als „nomen dubium” te boek staat, omdat zij op onvoldoend materiaal, meestal alleen de schelpjes, zijn gebaseerd. Dit deel van het boek betekent daarom een formidabele opruiming, een definitief eind van de illusie dat men paalwormen op grond van de schelpjes alleen zou kunnen determineren, en een grote vereenvoudiging van het beeld van deze groep, dat door het onverantwoord beschrijven van steeds meer soorten volkomen vertroebeld was.