In dit boek worden alle mariene schelpendragende Prosobranchia van de Oostelijke Atlantische zeeën van de IJszee tot de Kaap Verdische eilanden en van de Middellandse Zee behandeld. In 273 pagina’s zijn 97 subfamilies met hun geslachten en ondergeslachten met meer dan 1250 soorten en ondersoorten beschreven en grotendeels afgebeeld. Door met nummers onderfamilies, soorten en ondersoorten aan te duiden is met de ruimte, zowel in de beschrijvingen als in de figuren, gewoekerd. In de inleiding en bij enkele figuren wordt meegedeeld hoe men de beschrijvingen moet lezen. Het voordeel van dit boek is, dat het van een groot gebied alle soorten beschrijft en bijna alle afbeeldt (al zijn er wel enkele vergeten, zo bijvoorbeeld de nieuwe en nieuw gevonden soorten van Odhner op de Canarische eilanden, 1931, Ark. Zool. 23A, 14). Dit is nooit voor dit gebied gebeurd en de schrijver moet er wel veel literatuur voor doorgewerkt hebben. Verder heeft hij op veel plaatsen zelf verzameld en heeft hij musea, vooral het Senckenberg-Museum in Frankfort aan de Main, bezocht. Er zijn vijf nieuwe soorten en zeven nieuwe ondersoorten in beschreven.