Eind december 1961 vond ik op het strand te Cadzand een sterk verweerde, blauwgrijs gekleurde linkerklep van een “Cardium”, die niet eenvoudig als één van de tot dan toe van ons strand bekende fossiele of recente soorten te determineren bleek. Dit exemplaar bevindt zich nu in de collectie van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden. Een tweetal rechter kleppen van dezelfde soort, respectievelijk afkomstig van het strand tussen Domburg en Westkapelle en van aangevoerd zand in het Zuid-Sloe, werd aangetroffen in de collectie van de heer A. Slabber (Vlissingen). De drie kleppen zijn minder dan drie cm breed en vrij dunschalig. Ze maken door hun sterk verweerde uiterlijk en hun kleur, blauwgrijs of roodachtig, een fossiele indruk. Op het eerste gezicht doen ze sterk denken aan een ongeveer vierkant topfragment van Laevicardium crassum (Gmelin). De schelp is weinig asymmetrisch en ongeveer even hoog als breed, de bovenrand is opvallend zwak gebogen en gaat vrij abrupt over in de voor- en achterrand. Er zijn omstreeks veertig, zeer sterk afgesleten ribben aanwezig. Alleen helemaal voor- dan wel achteraan zijn wat scherpe kleine stekels te zien. Tussen de ribben is bij één exemplaar een sculptuur van radiair gerangschikte knobbeltjes zichtbaar. De laterale tanden van het slot staan ver uiteen; in linker- en rechter klep is één krachtige cardinale tand aanwezig. Een gedetailleerder beschrijving is in verband met de conservatietoestand van het materiaal niet mogelijk.