Dit is het vierde boek van Nordsieck; de eerste drie zijn respectievelijk in 1969 (2) en 1972 verschenen (zie recensies in Basteria 34: 41 en 152, 1970, en Basteria 37: 47, 1973). Nu is de auteur op fossiele Mollusca overgegaan, omdat hij 5 kg gezeefd materiaal beschikbaar had, dat uit verschillende diepten (die hij niet kende, maar hoogstens 2.50 m bedroegen en tot één laag behoorden) van de ontsluiting bij de Steenfabriek “De Vlijt” bij Winterswijk verkregen was. Het grootste exemplaar meet 25 X 17 mm, maar de meeste exemplaren zijn kleiner dan 10 mm of brokstukken, waarnaar de grootte van het exemplaar gewoonlijk geschat wordt (101,8 mm bij Turbonilla undulata op p. 140 is een drukfout voor 10/1,8 mm (zie p. 129); er zijn trouwens vrij veel drukfouten). Het materiaal is inderdaad zeer soortenrijk: 86 Bivalvia, 8 Scaphopoda en 343 Gastropoda, samen 337 soorten en niet 339, zoals in het werk is vermeld. Hierbij past een opmerking. Wanneer soort en ondersoort beide zijn gevonden is in één geval, m.i. terecht, de ondersoort met hetzelfde nummer en de letter a aangeduid (Bivalvia 7, 7a). Bij de andere is dit echter niet gedaan, terwijl zelfs één van de acht vormen Gastropoda (no. 26) met een apart nummer is aangegeven. Dit stelsel is dus niet consequent toegepast en er zijn derhalve in het geheel 324 soorten. De beschrijvingen zijn uitvoeriger dan in eerdere boeken van Nordsieck en de figuren zijn in het algemeen goed te noemen; hierin is van het eerste tot het vierde boek een opgaande lijn te bespeuren.