Op 9 januari 1984 werd aan J. G. J. Kuiper, erelid van de Nederlandse Malacologische Vereniging, een eredoctoraat verleend door de Universiteit van Amsterdam, een huldebetoon dat hier niet ongemerkt voorbij mag en kan gaan. In zijn dankwoord maakte de jonge doctor de vereniging duidelijk deelgenote van zijn onderscheiding. Wij willen hier echter onderstrepen dat zijn verdiensten voor de Nederlandse malacologie Kuiper, en juist hem, ten volle recht geven op het eredoctoraat. Zeer terecht stelt het iudicium dat Kuiper zonder biologische opleiding de taxonomie, zoögeografie en oecologie van de Sphaeriidae en de geschiedenis van de malacologie, beide op wereldwijd erkend niveau, beoefent en dat zijn uitnemende kwaliteiten en groot uitdragend vermogen hem een ereplaats onder de malacologen doen innemen. Die erkenning stoelt op het feit dat hij doelbewust en niet aflatend bestaande kennis en nieuwe vondsten in één kader heeft gevat, in één systeem heeft gebracht dat nu over de gehele wereld wordt aanvaard. Door Kuiper is er voor de taxonomie van de Sphaeriidae (en in het bijzonder het geslacht Pisidium) één taal ontstaan waar voorheen vele dode en levende dialecten bestonden. De enige die Kuiper evenaardde en die dus wetenschappelijk aan zijn zijde staat, is Dr. (honoris causa) H. B. Herrington. Het is geen toeval dat in dit vakgebied, veronachtzaamd binnen de universiteiten en musea, twee buitenstaanders, zo curieus als amateurs betiteld, een eredoctoraat ontvingen. De studie der Sphaeriidae is bijna te zwaar om naast ander wetenschappelijk werk te worden uitgevoerd en eist een concentratie die weinigen kunnen opbrengen.