Tussen 1910 en 1970 werden grote gebieden ten noorden van Antwerpen opgespoten met Pliocene en Plistocene zandgrond. De oorspronkelijke malacofauna werd vrijwel geheel vernietigd. Restpopulaties worden nog aangetroffen buiten de dijken van de Schelde. Zeven droogte- en kalkminnende soorten werden onopzettelijk ingevoerd tussen 1940 en 1950. Van deze was Cernuella neglecta (Drap.) in België van slechts één andere vindplaats bekend, terwijl C. cespitum (Drap.) vermoedelijk op de enig bekende vindplaats in België uitgestorven was. Twee van de ingevoerde soorten hebben zich over het havengebied verspreid, terwijl de overige nog beperkt zijn tot de gebieden waar van 1940 tot 1950 gewerkt werd. Gebieden van na 1960 hebben nog slechts een zeer beperkte malacofauna.