In dit 30 kleurenplaten omvattende boek worden door Lamprell 95 soorten van deze merkwaardige familie van tweekleppigen afgebeeld en beschreven. Hiervoor werden vele type-exemplaren door de auteur bestudeerd en voor zover deze niet afgebeeld zijn, getoond aan de hand van hierop gelijkende exemplaren. Meestal wordt meer dan een exemplaar van een soort afgebeeld om zo de lezer een indruk te geven van de grote variatie binnen de soort. Waar geen type- of ander materiaal bestudeerd kon worden, zijn de oorspronkelijke (soms helaas slechte) afbeeldingen door Lamprell gebruikt (Spondylus limbatus Sowerby, 1847; S. ambiguus Chenu, 1845; S. reesianus Sowerby, 1903; S. serraticosta Prashad, 1932). De kwaliteit van de foto’s mag over het algemeen uitstekend genoemd worden, hoewel een enkele plaat te wensen overlaat (plaat 28 bijvoorbeeld die veel te groen is afgedrukt). Een opvallende fout is de gespiegelde foto van Spondylus cuneus Reeve, 1856, op de omslag (middenfoto bovenste rij). Behalve de afbeeldingen, die de hoofdschotel van dit werk uitmaken, geeft de auteur bij iedere soort een, vaak erg summiere, beschrijving, gevolgd door habitat-gegevens en verspreiding. Te weinig wordt het werkelijke formaat van de afgebeelde schelpen vermeld. Opmerkingen ontbreken nagenoeg en wanneer deze er zijn, zullen ze menigeen de wenkbrauwen doen fronsen, zoals bijvoorbeeld bij Spondylus gaederopus L., 1758, waarover de auteur schrijft (vertaald): “Verspreiding: Middellandse Zee. Een vorm van deze soort, S. camurus, komt voor in de Filippijnen...”. Waarom de auteur bij de ene soort bepaalde formae erkent en bij andere, op elkaar gelijkende, vormen besluit dat het om meer dan één soort gaat, wordt de lezer ook niet duidelijk. Nomenclatorische problemen worden wel aangegeven, maar niet opgelost, door bijvoorbeeld de naam Spondylus princeps Broderip, 1833, te blijven gebruiken, terwijl Schreibers al in 1793 een Spondylus princeps beschreef (hier als S. squamosus forma princeps Schreibers, 1793, behandeld).