Op het gebied van de E.I.S., de European Invertebrate Survey, zijn de Belgen vanaf het begin zeer actief geweest, iets wat ons malacologen niet onbekend is gebleven. Zij trekken de aandacht door samenvattende publicaties die van duidelijke grondigheid getuigen. Het is een zeer prijzenswaardig initiatief van onze zuiderburen om eens met zijn alien bij elkaar te gaan zitten en de stand van zaken vast te leggen; dat is gebeurd op een symposium in november 1988, waarvan de resultaten nu in gedrukte vorm voor ons liggen. Het zeer verzorgde boekwerk van groot formaat omvat naast een inleiding totaal 71 hoofdstukken die systematisch gerangschikt zijn. De meeste hoofdstukken of artikelen zijn van goede illustraties voorzien. Uiteraard is de aandacht voor de verschillende groepen zeer verdeeld; dat hangt natuurlijk af van de beschikbare specialisten. Acht artikelen, tezamen ca. 50 pp. omvattend, behandelen aspecten van het nationaal malacologisch onderzoek. Deze zijn van de hand van de volgende schrijvers: Backeljau, De Smet, Devriese, Dumoulin, Keppens & Keppens, Sablon, Van Goethem, Van Rompu en Warmoes. Naast land- en zoetwatermollusken komen ook brakwatersoorten en Littorinidae aan bod. Wat dat betreft zijn de Belgen ons voor; de Belgische afdeling van de E.I.S. betrekt ook mariene soorten in het onderzoek, wat in Nederland nog niet het geval is. Van Goethem geeft een nieuwe lijst van de Belgische niet-mariene Mollusca, terwijl Dumoulin een gedegen studie wijdt aan de brakwatermollusken (negen soorten). Devriese behandelt de synoecologie van de weekdieren van moerassen en moerasbossen en de heren Keppens doen verslag van de inventarisatie van Dendermonde. De overige vier artikelen behandelen bepaalde groepen, nl. Warmoes (Littorinidae), Backeljau (Arion), Sablon & Van Goethem (drie nieuwe Planorbidae voor België, nl. Anisus spirorbis, A. vorticulus en Gyraulus acronicus), en De Smet & Van Rompu, welke laatsten de verspreiding en schelppolymorfie van Cochlicella acuta en Theba pisana bestudeerd hebben.