Lange tijd moet de belangstellende strandwandelaar en de zich niet zelden daaruit ontwikkelende beginnende schelpenverzamelaar tevergeefs hebben gezocht naar een algemene, voor vrijwel iedereen gemakkelijk toegankelijke en vooral ook vriendelijk geprijsde inleiding tot de schelpen op onze stranden. Nadat het wat verouderde ‘Schelpen vinden en herkennen’ van Entrop van de markt verdween, restten slechts relatief dure, buitenlandstalige gidsen. Hoeveel kostelijke verzamelingen en vakantie- en avondrovende passies zullen hierdoor in de kiem zijn gesmoord? Gelukkig is deze kommer met het verschijnen van ‘Schelpen van de Nederlandse kust’ voorlopig voorbij. Rykel de Bruyne, gastmedewerker aan het Zoölogisch Museum te Amsterdam, en gewaardeerd lid van onze vereniging, levert met deze veldgids een belangrijke bijdrage aan het voor de malacologie gewonnen raken van strandbezoekers. Voor het geld van, naar verluidt, amper een uurtje badplaatsdiscotheekvermaak krijgt men een keurig verzorgd boek dat een deskundig antwoord biedt op de vele vragen waarmee men als gevolg van een middagje scharrelen langs de vloedlijn, zo licht kan blijven tobben. Het is overigens niet alleen voor echte beginners een uitstekend boek; ook de meer algemene natuurliefhebber, die nog niet zo goed in de schelpen zit, bevindt zich hiermee op de juiste weg. Het boek kent zeven genummerde hoofdstukken. (1) De inleiding met een soort verantwoording. (2) Een synopsis betreffende de bouw en de biologie van weekdieren en de malacofauna in diverse biotopen aan de Nederlandse kust. Hoewel gezien de doelgroep iedere kritiek te veel lijkt en enkele definities mogelijk wringen om niet al te veel uit te hoeven leggen, wil ik in dit verband toch wijzen op een kleine en, zelfs onder meer gevorderde verzamelaars, hardnekkige misvatting. Als bij de Polyplacophora, Gastropoda en Scaphopoda nadrukkelijk de aanwezigheid, en bij de Bivalvia de afwezigheid van een rasptong (radula) wordt vermeld, dan kan men bij de Cephalopoda (p. 6) niet aan dit kenmerk voorbijgaan; óók inktvissen hebben, achter de veel bekendere papagaaiebekvormige kaken, een rasptong. (3) Nuttige aanwijzingen aangaande de verzameluitrusting, alsook waarom (niet) en hoe men wat, waar, bij welke wind succesvol kan verzamelen. (4) Over determineren, prepareren en opbergen, waarin onder meer ruime en uitstekende aandacht voor de schelpkenmerken. Het niet uitleggen hoe linker van rechter kleppen te onderscheiden (die in de beschrijvingen soms ter sprake komen) is wellicht triviaal, maar simpel stellen dat nauwkeurige vindplaatsgegevens de wetenschappelijk waarde van het materiaal zouden vergroten, acht ik verwarrend. Hoewel op zichzelf correct, impliceert het namelijk ook dat materiaal zonder gegevens enige wetenschappelijke waarde zou hebben. Dat is, mijns inziens, in het algemeen onjuist; het moet wel zeer bijzonder zijn, als zulk materiaal niet net zo op zijn plaats is op het tuinpad als in een wetenschappelijke verzameling. (5) De structuur en het gebruik van tabellen (determinatiesleutels) en beschrijvingen. (6) Drie dichotome sleutels, ter bepaling van (I) de klasse, (II) de Bivalviasoorten en (III) de Gastropodasoorten, welke voorzien zijn van handige, overigens merkwaardig genummerde figuren (A..Z, A..R, in plaats van A..Z, AA..AR.). (8) Honderd diagnostische beschrijvingen van de schelp van saillante weekdiersoorten, aangevuld met informatie over zeldzaamheid [voor veel (beginnende) verzamelaars het belangrijkste] en vaak voorzien van bijzonderheden (waar fossiel). De fraaie begeleidende pentekeningen zijn duidelijk; van de kleinere soorten wordt óók een schelp op ware grootte afgebeeld. Opmerkelijk is dat nergens wordt vermeld van wiens hand deze tekeningen zijn, een ongekende bescheidenheid. Het boek wordt besloten met een aantal (ongenummerde) lijsten, betreffende (a) woordverklaringen, (b) een systematische indeling der behandelde en genoemde soorten, (c) synoniemen (waarom apart?), (d) geciteerde en aanbevolen literatuur, (e) wetenschappelijke en, (f), Nederlandse namen (in een werk als dit is het niet anders dan normaal dat men de soorten voorziet van een Nederlandse naam; dat is voor de echte beginner wellicht zelfs handig en voor de overigen niet zelden amusant) en (g) belangrijke adressen voor schelpenliefhebbers. Een maatverdeling in mm op het achterkaft onderstreept het karakter van veldgids. Of het bindwerk daartoe bijdraagt, lere de praktijk.