De in 1990 op 58-jarige leeftijd overleden Dr. G. Alan Solem was een markante, dynamische persoonlijkheid, die een omvangrijk malacologisch oeuvre heeft nagelaten, dat met recht innoverend genoemd mag worden. Hij had een zeer brede belangstelling, die binnen de malacologie o.a. tot uiting kwam doordat hij enerzijds als een der eersten het gebruik van de raster-elektronenmicroscoop demonstreerde en propageerde, en anderzijds zeer actief was met veldwerk, bijv. tijdens een indrukwekkende reeks van excursies in Australië, gevolgd door een letterlijk voorbeeldige serie publicaties daarover. Het is duidelijk dat de mollusken hem na aan het hart lagen en het doet dan ook goed dat een symposium over biodiversiteit en natuurbehoud, met primaire aandacht voor die diergroep, te zijner nagedachtenis plaats vond tijdens het 11e internationale malacologencongres in 1992, georganiseerd door de Unitas Malacologica in Siena, Italië. Het door Van Bruggen en medewerkers redactioneel verzorgde boek, goed geïllustreerd, maakt een uitstekende indruk. In 16 originele bijdragen, waarbij 21 auteurs betrokken zijn, komen uiteenlopende aspecten van de mollusken vanuit een voor die diergroep minder gebruikelijke gezichtshoek aan bod. Het gaat daarbij vrijwel uitsluitend om de niet-mariene malacofauna. Allereerst geeft Van Bruggen aan, hoe moeilijk het momenteel nog is om met enige zekerheid een schatting te geven van het aantal soorten mollusken dat er inmiddels beschreven is, en het aantal dat er vermoedelijk echt op aarde voorkomt. Nog minder zekerheid is er wat betreft de aantallen in recente tijd uitgestorven soorten. Sinds het jaar 1600 zijn er bijna 200 soorten weekdieren formeel geregistreerd als uitgestorven, terwijl er volgens de officiële IUCN-lijst uit 1990 zo’n 400 soorten momenteel met uitsterven worden bedreigd. Uiteraard zijn die getallen veel te laag, zoals in een bijdrage door Wells wordt benadrukt. Zelfs op de Galapagos-eilanden, voor velen toch een symbool van de natuurbescherming, is volgens Coppois meer dan de helft van de ca. 90 soorten “recente” landslakken inmiddels uitgestorven. Wat Kay schrijft over de malacofauna van de pacifische eilanden is al evenmin geruststellend; daarbij gaat het om honderden soorten. In veel gevallen weten we niet, en zullen we ook nooit meer weten, wat er door toedoen van de mens is uitgestorven. Dit geldt met name voor tropische gebieden waar onze kennis over soortenrijkdom en verspreidingsgebieden vaak nog uiterst gering is (De Winter) en de vernietiging van het landschap gewoonlijk aanzienlijk sneller gaat dan de inventarisatie door de malacoloog, zo die al ter plekke geweest is. De grote lacunes in onze kennis hangen samen met de bekende, relatieflage “aaibaarheidsfactor” die de slakken voor velen hebben. Toch scoren ze hoog als mogelijke indicatorsoorten voor milieukwaliteit, en als modeldieren voor ecologisch en evolutiebiologisch onderzoek, zoals o.a. Cameron duidelijk maakt.