De enorm lange kustlijn van Zuid-Afrika (ongeveer 4350 km) heeft een zeer rijke mariene malacofauna die honderden soorten omvat (< 1500, waarvan een hoog percentage endemisch). Deze leven aan de kust — gaat men echter dieper dan krijgt men te maken met een heel eigen wereld die samengevat kan worden als ‘subtidal’ of meer in het algemeen ‘offshore’. Het verzorgd uitgevoerde boek van Steyn & Lussy geeft een overzicht in kleurenfoto’s van de schelpen van deze zeeslakken. De verzamelaar moet wel apart moeite doen om die soorten te pakken te krijgen. Daarvoor zijn volgens de schrijvers vijf methoden in gebruik, nl. (1) inhoud van vismagen onderzoeken, (2) duiken (‘scuba diving’), (3) dreggen, (4) trawling (voor vis en kreeftachtigen), en (5) van aas voorziene kreeftenkooien uitzetten. Ook deze fauna is rijk met eveneens zeer talrijke endemische soorten. Overigens zijn dit schelpen die buiten Zuid-Afrika zelden bij handelaars te verkrijgen zijn. Zuid-Afrika telt vanouds zeer weinig beroepsmalacologen, maar kent tegenwoordig wel veel amateurs van niveau. Overigens, de naam van de pionier-amateur Kennelly (1984: eerste boekje sinds Barnard’s ‘Beginner’s guide’ van 1951) wordt consequent fout gespeld als Kennely (ook in het eerdere boek van Steyn & Lussy). De eerste auteur, Steyn (anno 1926!), is emeritus hoogleraar in de chirurgie/diergeneeskunde en de tweede, Lussy (een jonge vijftiger), is ‘industrial chemist’. Dit koppel gerenommeerde amateurs heeft al in 1998 een boek over Zuid-Afrikaanse schelpen geschreven: ‘Marine shells of South Africa’ (dat ruim 1000 soorten van alle groepen beschrijft en illustreert), terwijl de eerste auteur samen met zijn vrouw in 2001 en 2002 eveneens boeken over hetzelfde onderwerp het licht deed zien. De literatuurlijst laat overigens zien hoeveel de auteurs aan de beroepsmalacologen Herbert en Kilburn van het Natal Museum (Pietermaritzburg) te danken hebben.