Menigeen zal na het lezen van het voorafgaande de schrik om het hart slaan hij de gedachte aan al het zeefsel, dat hij tijdens een tocht vele uren met zich mee zal moeten torsen, vooral als hij op zijn weg elke geschikte vindplaats wil onderzoeken. Er is evenwel een probaat middel om hem van deze materiële en psychische last te bevrijden, en dat er op gericht is, het zeefsel tot een minimum aan gewicht en volumen te reduceren. Dit bestaat in het ”wassen” (Duits:Schwemmen). Het wassen berust op het beginsel,dat alles,wat zwaarder is dan water, zinkt, terwijl lichtere bestanddelen aan de oppervlakte blijven drijven. Tot deze lichtere bestanddelen behoort ook het gros der landmolluskensoorten. De enige hulpmiddelen, die men hierbij nodig heeft, zijn een transportabel bakje (een kleine emmer of aluminium schaal) en een fijnmazige zeef (bijv.theezeef). Al net zeefsel wordt tijdens de excursie beetje bij beetje in een voor tweederden met water gevulde emmer of bak gegooid. Vervolgens roert men goed om, zodat de lichte en zware delen gescheiden worden; daarna schept men met het fijne zeefje alles wat drijft en zweeft op. Het zware, op de bodem liggende materiaal, grotendeels bestaande uit aarde, wordt weggegooid, terwijl de lichte bestanddelen, waaronder de slakken, in glazen buizen of kleine linnen zakjes meegenomen worden. Transporteert men het gewassen materiaal in zakjes, dan kan men dit voor een groot deel van het daarin nog aanwezige water ontdoen, door het aan een touwtje te binden en krachtig rond te slingeren. Kletsnatte zakjes worden in een stroopblik, dat men onder aan de rugzak hangt, meegedragen, of beter nog, in een grote botaniseertrommel. Op deze wijze is het mogelijk om gedurende de excursie op vele plaatsen intensief te verzamelen, grote hoeveelheden zeefsel te verwerken en zijn bagage tot een ninimum te beperken.