”De vindplaats is gelegen op het meest Noordelijk gedeelte van de Hondsbosse Zeewering ter hoogte van het dorp Petten (naar ik meen gemeente Zijpe). Dit gedeelte van de dijk (in onderhoud bij Waterstaat) wijkt in bekleding en versterking van de zeezijde aanzienlijk af van het overige, langste gedeelte van de Zeewering (in onderhoud bij het Koogheemraadschap Hondsbos). Het is gelegen voor de bij Petten wederom beginnende duinen en is eigenlijk meer een enorme versterking van de duinvoet dan een dijk. Aan de zeezijde is eerst een bazalthelling met een viertal palenrijen, daarna volgt een breed met klinkers bestraat gedeelte, waarop vrijwel geen begroeiing is, behalve hier en daar tussen de voegen van de stenen. Na deze bestrate strook volgt een goed begroeide strook van ca. 15 m breed (de begroeiing bestaat overwegend uit gras, voorts zee-aster, akkermelkdistel, zilverschoon en zeepos telein). De afstand van de begroeide strook tot de meest naar zee staande palenrij bedraagt zeker 25 m. In deze grazige strook werden de Helicella ’s gevonden over een afstand van ca. 150 m en over de gehele breedte van de strook. In dit gebied was echter een duidelijk centrum aan te wijzen van ca. 6 m in het vierkant; hier werden ong. 30 individuen geteld, volwassen en onvolwassen. Buiten dit ”centrum” werd slechts hxer en daar een enkel (meestal) volwassen dier aangetroffen, terwijl dit centrale gebied ook de plaats was, waar ik bij mijn eerste bezoek op 17 Juni 1951» honderden juveniele dieren vond"".