Midden- en Zuid-Frankrijk zijn een dorado voor wie zich wil verdiepen in de systematiek der Bythinellidae. Aan de hand van GERMAIN’s compilatie in Faune de France, die in ruim vijftig bladzijden tientallen soorten en vele variëteiten opsomt, komt hij er echter niet uit, en nog minder wanneer hij te rade gaat bij zijn voorganger LOCARD, die in zijn ”Les Coquilles des Eaux douces et saumâtres de France, 1893, ruim honderd en vijftig ”soorten” van deze familie vermeldt. Betrouwbaar vergelijkingsmateriaal, d.w.z. exemplaren die door de auteurs zelf gedetermineerd zijn, heeft men in Nederland zelden bij de hand. En zo lijkt het voor de volhardende amateur de enige weg om wegwijs in deze moeilijke groep te worden, te trachten materiaal te betrekken van de oorspronkelijke vindplaatsen. De aldus verkregen topotypen kunnen, bij voorkeur na toetsing aan in het buitenland bewaard museummateriaal, de grondslag van zijn systematische studie vormen. – Maar hij moet over veel tijd, veel geduld en liefst over een eigen vervoermiddel beschikken om binnen een redelijk tijdsbestek een gevarieerde, bruikbare hoeveelheid studiemateriaal bijeen te garen, want die oorspronkelijke vindplaatsen liggen veelal ver uiteen en zijn in de literatuur niet zelden vaag aangeduid. Dagreizen zijn dikwijls nodig, speurzin en doorzettingsvermogen, om te vinden wat men zoekt. Als troost kan hierbij dienen, dat Bythinellidae doorgaans in grote populaties optreden, zodat de buit niet uit een enkel exemplaar behoeft te bestaan. Een ieder, die in Frankrijk, welks malacofauna in vele opzichten een critische revisie behoeft, verzamelt, kan niet. genoeg op het hart gedrukt worden om geen gelegenheid voorbij te laten gaan Bythinella8s te verzamelen, vooral wanneer men in de ouurt van typelocaliteiten is.