Na ons langer verblijf te Villefranche zijn wij allereerst hogerop getrokken naar Mont Louis, op de rand van La Cerdagne. Gezien dat deze laatste de enige Zuid-helling van de Pyreneeën vormt op Frans gebied, en dat van de omringende gebergten drie grote rivieren hun oorsprong nemen, nl. de verder over Spaans gebied verlopende Sègre, de Oostwaarts stromende Têt, en de Noordwaarts stromende Aude, alle bekende klanken in de malacologische literatuur, waren mijn verwachtingen hoog gespannen. Het heeft niet zo mogen zijn. In het naaldbos nabij Mont Louis kon ik slechts een tweetal Clausilia’s bemachtigen, door Dr. Loosjes welwillend gedetermineerd als de natio abietina (Dupuy) van de subspecies Clausilia rugosa pyrenaica Charp., tot de species waarvan naar ik meen ook onze Clausilia bidentata te rekenen is. Van genoemde subspecies onderscheidt, men van verschillende hoogteregionen enige vormen, als natio’s aangeduid. Mijn abietina’s zijn wat glanzender en fijner gestreept dan onze bidentata’s, doen er overigens aan denken.