Jaren lang al was ik in contact met de arts Roli Brandt, die mij deelgenoot maakte van zijn prachtige ontdekkingen op malapologisch gebied in Cyrenaica. In de verlofperiodes tussen de weken dat hij bij olieboringen dienst had in de woestijn, zwierf hij in een jeep honderden kilometers over steppen en door wadi’s op zoek naar mollusken in eenzame gebieden waar nog nooit een malacoloog zijn voet gezet had. Enkele malen had hij mij uitgenodigd over te komen, maar daar Cyrenaica nu niet bepaald naast de deur ligt, vergde het beantwoorden van zo’n invitatie wel enige bedenktijd. Toen echter Rolf Brandt mij, omstreeks Kerstmis 1958 schreef, dat hij binnenkort Libye zou gaan verlaten en dat mijn laatste kans in de komende winter zou liggen, seinde ik in paniek: ik kom. Op mijn beurt bracht ik de voorzitter van de Nederlandse Malacologische Vereniging in een bij hem zelden te observeren staat van opwinding, toen ik hem op aansporen van Brandt warm wist te maken voor deze reis.