Op blz. 789 van het Corr. bl. stond een bericht over een kanootstrandloper ”die de dood vond doordat zijn snavel beklemd raakte tussen de schelphelften van een kokkel”. Dit drama prikkelde mijn verbeelding. Als een vogel in een ”open” kokkel pikt, en de kokkel klapt zijn kleppen toe, dan zijn er twee in doodsnood, n.l. de vogel die door de hinderlijke prothese niet meer eten en drinken kan, en de kokkel, die, buiten zijn element gekomen, met uitdroging bedreigd wordt. Een afschuwelijke tragedie. Beide dieren zijn in een dwangpositie geraakt en van aartsvijanden tot lotgenoten geworden. Op de vraag, wie het in zo’n competitie van uithoudingsvermogen winnen zal, ben ik persoonlijk geneigd, de vogel een grotere kans te geven.