In april en augustus van dit jaar brachten we, zoals gewoonlijk enkele korte vakanties in Westfriesland door. Hierbij is vanzelfsprekend altijd het gehele gezin betrokken. Nu loopt de belangstelling van de gezinsleden nogal uiteen, zodat, strevend naar een compromis, de malacologie dan zo een beetje te hooi en te gras wordt beoefend. Tijdens de vele tochten, want er is in Westfriesland veel te zien, werd op allerlei plaatsen tussen Den Oever en Edam gezocht en zo mogelijk verzameld. De ene keer zaten we op de al dan niet begroeide stenen glooiimg, de andere keer op het buitendijkse land. De dijkglooiing bestaat noordelijk van Medemblik voornamelijk uit basalt. Ten oosten en ten zuiden van dit stadje werden voornamelijk granietblokken gebruikt. Aan de voet van de dijk liggen overal van deze granietblokken. Een basaltglooiing levert voor de eventueel aanwezige mollusken een veilig heenkomen. Dank zij de vakkennis van onze dijkenbouwers kun je er meestal nauwelijks een hand tussen steken. De grote granietblokken, die gedeeltelijk in en onder water liggen, leverden bij Den Oever aan het begin van de afsluitdijk de volgende soorten op: Dreissena polymorpha. Theodoxus fluviatilis, Ancylus fluviatilis, Hydrobia stagnorum, Lymnaea peregra en Bithynia tentaculata. Een scherpe tegenstelling vormde hiermee de molluskenfauna op dezelfde stenen en op dezelfde plaats aan de andere kant van de dijk. Hier vonden we alleen een groot aantal grote exemplaren van Littorina littorea. Bij de Oude Zeug, de haven halverwege Den Oever en Medemblik, zochten we voor de afwisseling eens tussen de grote hopen stenen (graniet), die daar opgeslagen liggen. Je kunt immers niet weten! Maar de oogst beperkte zich hier tot Trichia hispida, Pupilla muscorum en Vallonia pulchella.