In het artikel Malacologische mededelingen van het eiland Texel, 3, door J.P. Reydon & G.J.M. Visser in Basteria 31 (1-3): 17-21 merken de auteurs op: ”Het is wel algemeen bekend, dat dit slakje vóór 1932 veel voorkwam in de Waddenzee en op vele plaatsen in Zeeland, maar dat het na 1932 met het zeegras verdween”. Hierbij doelen zij duidelijk op levende dieren. Zoals zij ook in het artikel zelf vermelden, hebben de medewerkers van de afdeling Delta-onderzoek van het Hydrobiologisch Instituut te Ierseke deze soort sinds 1959 nog nooit levend in het Deltagebied aangetroffen. Wij menen echter dat de soort ook voor 1932 een zeldzame verschijning in zeeland is geweest. De enige ons bekende vindplaats in het Deltagebied is het havenkanaal van Goes, waar de soort op 9-IX-1942 volgens een opgave van de heer C. Brakman in het kaartsysteem van de Comité ter Bestudering van de molluskenfauna van Nederland levend werd gevonden. Mevr. dr. W.S.S. van Benthem Jutting merkt in het faunadeeltje (1933) alleen op: ”Ook in Zeeland levend”. In 1947 noemt zij in de lijst van gemeenten als vindplaatsen van Nederlandse mollusken (Basteria Y\_ (1-3): 54-86) als enige vindplaatsen in het Deltagebied: './issenkerke, Kattendijko, Nieuw- en St. Joosland en Domburg. Volgens onze inlichtingen heeft alleen de tweede vindplaats betrekking op levende dieren, de andere slaan op vondsten van dood (fossiel) materiaal. Aangezien het havenkanaal van Goes in de gemeente Kattendijko ligt, is het wel zeer aannemelijk dat ook zij deze vindplaats bedoelt. Het is opmerkelijk dat dr. ir. W.G. Beeftink in zijn dissertatie (De zoutvegetatie van -Nederland in Europees verband, Wageningen 1965) als .enige vindplaats van het zeegras (Zostera marina) het havenkanaal van Goes noemt ""'en meent dat de soort ook voor 1932 zeldzaam is geweest in het Deltagebied.