Ter gelegenheid van haar 21e verjaardag heeft de Conchological Society of Southern Africa een speciaal nummer van haar orgaan, The Strandloper (Bulletin of the Conchological Society of Southern Africa), gepubliceerd. Aanvankelijk stond ons eigen Correspondentieblad model voor de Circulars (sinds 1958), die van folioformaat overgingen op A4 in 1970 en later (1975) in offsetdruk gingen verschijnen, waarbij de mogelijkheden voor illustraties veel groter werden. De jubileumuitgave van de Strandloper draagt nummer 195, hetgeen dus neerkomt op een gemiddelde van iets meer dan negen nummers per jaar (Nederlandse Malacologische Vereniging 188 nummers in 4-5 jaar, gemiddeld iets meer dan vier per jaar, wat wel schril afsteekt bij de huidige regelmaat]). De naam van het blad is ontleend aan de archeologie. De vroegste bewoners van de Kaap leefden aan de kust en voedden zich met zeeproducten. Zij worden door de archeologen Strandlopers genoemd; zonder twijfel waren zij de eerste Zuidafrikaanse (toegepaste) malacologen. Het embleem van de Zuidafrikaanse vereniging is Afrivoluta pringlei Tomlin, 1947, de beroemdste vertegenwoordiger van de Marginellidae in Zuid-Afrika. Van de weinige andere verenigingen die een embleem hebben, is dat van de Australiërs, Conus marmoreus, wel de bekendste. Tussen haakjes, waarom hebben wij eigenlijk geen embleem; of komt dat misschien omdat wij Nederlanders het altijd zo moeilijk eens worden? Op het congresboekje (1977) werd een wenteltrapje gebruikt.