Iedereen die met enige aandacht een globe bekijkt, zal onmiddellijk getroffen worden door het feit dat Zuid-Amerika en Afrika ogenschijnlijk als in een legpuzzel in elkaar passen. Daarbij dient men zich te realiseren, dat de contouren van de continenten pas laat in de geschiedenis bekend geworden zijn. In 1620 ontdekte de Brit Bacon dat al, maar pas in 1911 kwam de Duitse geleerde Wegener tot de conclusie, dat alle continenten eens één geheel gevormd hadden. In 1915 publiceerde hij zijn boek ""Die Entstehung der Kontinente und Ozeane"", een werk dat •veel stof deed opwaaien, niet alleen onder geologen, maar ook onder biologen. Het is hier niet de plaats in te gaan op de argumenten van Wegener. Zijn theorie van drijvende continenten werd echter krachtig verworpen door de geologen. De biologen waren vanaf het begin van deze theorie gecharmeerd geweest, vnl. omdat een aantal verspreidingspatronen van planten en dieren door Wegener's hypothese verklaard zou kunnen worden. Toen de auteur van dit opstel bijna 40 jaar geleden college liep in de geologie, werd hem te verstaan gegeven dat van alles, wat voor de theorie van drijvende continenten pleitte, alleen de biologische argumenten overbleven, waarbij eigenlijk geïmpliceerd werd dat de biologen hun veronderstelde verwantschappen (van bijv. diergroepen in oostelijk Zuid-Amerika en westelijk Centraal-Afrika) maar eens nader dienden te bestuderen. Hier zou o.a. convergente evolutie (evolutie die leidt tot gelijkenis zonder verwantschap) in het spel geweest kunnen zijn...