Diep onder de zeespiegel van de Atlantische Oceaan loopt van noord naar zuid een “barst” in de aardkorst. Dit miljoenen jaren oude complex van breuken is een haard van vulkanische en tektonische activiteiten. Uitvloeiend magma heeft er een onderzees gebergte gevormd, de Middenatlantische rug. Langs deze breuklijnen wijken de Westatlantische en de Eurasiatisch/Afrikaanse tektonische platen uiteen, een centimeter of meer per jaar. Op enkele plaatsen komt dit onderzees gebergte boven de zeespiegel. Dat is o.m. het geval met IJsland. De hoogste top bereikt hier 2100 m. Het land heet IJsland, omdat er enorme gletschers zijn; de grootste heeft een oppervlak van een vierde deel van Nederland. Maar het zou met even veel recht 'Vuurland' kunnen heten, want het is het meest vulkanische gebied van de wereld. Er zijn gemiddeld zes aardbevingen per jaar, en eens in de vijf jaar vindt er een vulkanische uitbarsting plaats. In 1963 ontstond er zelfs ten zuiden van IJsland een nieuwe vulkaan, het eiland Surtsey. Dwars door IJsland loopt van NO tot ZW de befaamde kloof van Thingvellir, die het verlengde is van de ""barst"". Langs deze breuk vinden in het noorden van het land de uitbarstingen van de Krafla plaats, een spleetvulkaan gelegen in een caldeira van 8 km doorsnede. De laatste grote uitbarsting, over een lengte van 30 km, was in 1975. Er zijn kilometers brede, zwarte lavavelden, onbegaanbaar door de grillige vormen. De oude zijn dicht met kleurrijke mossen begroeid. IJsland is geologisch betrekkelijk jong. Het is pas in het Mioceen ontstaan, zo'n 27 miljoen jaar geleden. Twee derden van het eiland bestaan uit bazalten en andesieten. Vruchtbare grond is er weinig, niet meer dan 1% van het eiland.