Als in 1705 d’Amboinsche Rariteitkamer bij François Halma, Boekverkoper te Amsterdam, het licht ziet, is de auteur van dit magistrale werk niet meer in leven. Op 15 juni 1702 overlijdt te Ambon Georg Everhard Rumpf op vierenzeventigjarige leeftijd. Zijn overlijden kreeg nauwelijks enige aandacht. Hoewel sinds 1653 in dienst van de VOC, wordt zijn heengaan slechts terloops in de notulen vermeld. De Heeren Zeventien realiseerden zich niet, dat zij in Rumphius niet slechts een betrouwbare en toegewijde dienaar verloren, maar bovenal een wetenschapsman van buitengewone betekenis. Onder uitzonderlijk moeilijke omstandigheden (Rumphius werd in 1670 blind, verloor bij de aarbeving van 1674 zijn vrouw en dochter, bij de brand van 1687 gaan zijn tekeningen en verzamelingen ten gronde, en in 1692 gaat het manuscript van zijn Amboinsch Kruidboek met de 'Waterlandt' ten onder) besteedde hij al zijn beschikbare tijd aan het beschrijven van de planten- en dierenwereld van Ambon. Kort voor zijn dood, rond 1700, stuurt hij het manuscript van zijn Rariteitkamer naar zijn vriend Hendrik d'Acquet, burgemeester van Delft, die de uitgave ter hand neemt.