Deze monografie zal bestaan uit drie delen, waarvan het eerste de Indo-Pacific Regio omvat. Het boek begint met een opgave van 316 geldige soorten, waaruit blijkt dat meer dan de helft van de 500 bekende soorten in dit gebied voorkomt. Uit de 40 pagina’s grote inleiding blijkt o.m. dat de Conidae zijn ontstaan in het paleoceen (50-55 miljoen jaar geleden). Uitgebreid wordt ingegaan op de indeling in genera en subgenera, die men in de loop der jaren heeft trachten in te voeren op basis van uiterlijke kenmerken (conisch, cylindrisch, etc.). De laatste indeling was van Da Motta (1991) en omvatte 8 genera en 60 subgenera. De auteurs hebben hiervan afgezien omdat zij vonden dat deze indelingen, welke gebaseerd zijn op de vorm en sculptuur van de schelp alsmede de kleurpatronen en radulatanden onlogisch en onverenigbaar waren. Zij besloten daarom alle soorten onder te brengen onder het genus Conus met uitzondering van een soort onder het genus Conorbis. Ze hebben alle originele beschrijvingen nagelezen en daarvan fotokopieën gemaakt; alle type-exemplaren voor zover nog aanwezig, zijn gefotografeerd en in een dia-archief ondergebracht. De beschrijvingen zijn niet alfabetisch opgesteld doch groepsgewijs samengebracht zodat de soorten, die het meest op elkaar lijken, kunnen worden vergeleken, te beginnen met Conus marmoreus Linnaeus, 1758. Elke beschrijving omvat de synoniemen, typen, type-localiteiten, geografische verspreiding, anatomische kenmerken en leefwijze. Ook zijn verspreidingskaartjes gemaakt. Eventuele vormen worden uitvoerig beschreven en afgebeeld. De schrijvers waarschuwen bovendien voor het lichtvaardig beschrijven van nieuwe soorten. Dit komt de laatste jaren nogal eens voor en dan blijkt later dat zo'n nieuwe soort een vorm is van een reeds bestaande soort.