In Cb 305 (november 1998) hebben zowel Kuiper als Bank hun mening betreffende Euglesa uiteengezet. Bij het doorlezen van bovenstaande notitie van Kuiper, een reactie op mijn stukje, moet ik helaas constateren dat het nodige onjuist wordt weergegeven. Ten eerste, Euglesa Jenyns, 1832 kan NOOIT een bedreiging vormen voor Pisidium C. Pfeiffer, 1821 (Kuiper: “de naam Pisidium wordt al meer dan anderhalve eeuw gebruikt en zou nu, zonder solide argumenten, het veld moeten ruimen”). De simpele reden hiervoor is, dat de naam Pisidium 11 jaar eerder is geïntroduceerd dan Euglesa! Aan geen van de twee fundamentele stellingen genoemd in de préambule van de Internationale Code van de Zoölogische Nomenclatuur kan zó gesleuteld worden dat hier verandering in komt. Ten tweede, ik heb nooit beweerd dat achter Euglesa een soort schuil gaat met twee sifonale buizen ( Sphaerium/Musculium). Hoewel Leach dit inderdaad in 1853 schreef, heb ik beargumenteerd dat dit kenmerk volgens de nomenclatuurregels niet gebruikt mag worden bij het ontrafelen van de identiteit van Euglesa henslowiana, daar dit taxon uitsluitend gebaseerd is op droog materiaal dat toendertijds in het British Museum aanwezig was. Mij lijkt het moeilijk voorstelbaar, dat Jenyns (die bekend was met Sphaerium/Musculium), ), met Euglesa geen Pisidium-soort voor ogen had. Jenyns synonymiseerde Euglesa henslowiana met Pisidium pusillum. Belangrijk in dit verband is, dat het materiaal dat Jenyns als Pisidium pusillum bestempelde geen Sphaerium of een Musculium bevat Eén en ander is duidelijk geworden uit het onderzoek dat Oldham, gelukkigerwijs, in 1917 in de collectie van Jenyns verrichtte (Kuiper, 1998).