In het verslag van de NMV-excursie naar Zuid-Limburg op 24 en 25 oktober 1998 (Van Peursen & Keulen, 1999), wordt behalve van een indrukwekkende lijst aan mollusken ook gewag gemaakt van de vondst van rivierkreeften. Deze werden gevonden in een voormalig grindgat met een broekbos. Volgens één van de deelnemers, de heer H.P. Wagner, betrof het de Gewone rivierkreeft, Astacus astacus. Hoewel dit theoretisch niet onmogelijk is, lijkt de vondst mij enigszins merkwaardig. Astacus astacus is een uitgesproken nachtdier, dat overdag verscholen zit in al dan niet zelf gegraven holen in oevers van heldere, snelstromende beken (Adema, 1989). In heel Europa gaat deze soort sterk achteruit, deels door een schimmelziekte, de kreeftenpest, deels door het vernietigen van het biotoop. De laatste vondst van deze soort betreft een losse schaar, die in 1968 door G. van der Velde in de omgeving van Maastricht, daar waar de Geul in de Maas uitmondt, gevonden werd. Toen aan het eind van de vorige eeuw de Gewone rivierkreeft in aantal sterk afnam en vangsten voor de consumptie niet meer lonend waren, werd een soort uit Noord Amerika ingevoerd, de Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft, Orconectes limosus. Dit is een iets kleinere soort dan Astacus astacus en is heel gemakkelijk te herkennen aan de rode vlekken op het achterlijf. Sinds 1972 is deze soort ook uit Nederland bekend. De eerste vondst was in het Julianakanaal in Limburg; vandaar heeft de soort zich explosief verspreid over vrijwel het gehele land en wordt thans zelfs in de grachten van Leiden gevonden. Zelf vond ik een rugschild van deze soort aan de gracht die door de Leidse Hortus Botanicus loopt; ongetwijfeld een restant van een maaltijd van een reiger of een meeuw.