Als ik in deze tijd van het jaar ’s avonds langs verlichte portieken schuifel, spreken mensen mij vaak aan. Meestal vragen ze: “Wat zoekt u?”. Als ik dan eerlijk antwoord: “Ik zoek sprinkhanen”, dan kijken ze me aan met een blik alsof het slecht gesteld is met mijn geestelijke vermogens. Meestal word ik daarna meteen de stad uit gestuurd, omdat die beestjes daar in de bermen blijken voor te komen.