Natuurlijke en halfnatuurlijke graslanden zijn bekend om de rijkdom aan planten- en diersoorten. In Nederland zijn deze graslanden geslonken tot slechts enkele honderden hectaren, die grotendeels in beschermde natuurreservaten liggen. In Midden- en Oost-Europa (MOE) is de situatie beter en loopt de totale oppervlakte nog in de miljoenen hectaren. De KNNV begon in 1997 met de inventarisatie van (half-)natuurlijke graslanden met medewerking van plaatselijke botanici van universiteiten, instituten en niet-gouvernementele organisaties. De projecten werden betaald door de Nederlandse overheid in het kader van het Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal, dat ook gericht is op een ondersteuning van de kandidaat-lidstaten voor de Europese Unie. Dit artikel brengt de aanleiding van deze projecten in beeld, laat enkele resultaten de revue passeren en verkent de toekomst.