Van oudsher nestelen Lepelaars in Nederland op de grond op plekken, waar ze moeilijk bereikbaar zijn voor grondpredatoren. Broedkolonies bevonden zich op de Waddeneilanden en in (riet)moerassen op het vasteland. Het Zwanewater, Oostvaarders -en Lepaarsplassen en Quackjeswater herbergden de grootste vastelandskolonies (Bijlsma et al, 2001). In Zuid-Kennemerland en de Haarlemmermeer ontbraken Lepelaars als broedvogel (Geelhoed et al, 1998). In de jaren negentig veranderde de verspreiding en werden de kolonies op het vasteland verlaten, terwijl de Waddeneilanden steeds meer werden gekoloniseerd. De Nederlandse populatie nam in deze periode sterk toe. Begin 21e eeuw werd voor het eerst vastgesteld dat Lepelaars in Nederland in bomen broeden. De Buitenliede aan de oostrand van Haarlem had de Nederlandse primeur. Sindsdien broeden Lepelaars hier jaarlijks en wordt het wel en wee van de kolonie gevolgd (Stuart et al, 2004; Tanger, 2006 & 2014, Vogelwerkgroep Zuid-Kennemerland, 2015). In eerste instantie werd uitsluitend gekeken naar het aantal nesten en het broedsucces. Vanaf 2016 wordt ook meer aandacht besteed aan het voedsel. In dit artikel worden de resultaten beknopt geschetst. Daarnaast wordt medewerking aan het onderzoek gevraagd.