In onze serie ‘Het gebied’ trekken we deze keer noordwaarts tot we bij de Waddenzee uitkanen. De Waddenzee is ons rijkste vogelgebied. Het bestaat globaal uit drie delen: de groene kwelders, het droogvallende wad en de diepere geulen. In feite zijn dit drie duidelijk van elkaar gescheiden, maar niet geheel onafhankelijke leefgebieden. Typische kwelderbewoners zijn bijvoorbeeld de Brandgans en de Frater. De Rotgans en Bergeend foerageren ook verder van de hoge kwelder vandaan. Bij het droogvallende wad gaan de gedachten uit naar de steltlopers: aan de noordkust vooral Scholeksters, Bonte Strandlopers, Wulpen, Tureluurs en Zilverplevieren. Dit is het wad dat we vanaf de kwelders kennen. Maar ook op de diepere delen zitten vogels. Omdat ze, afgezien van de Eidereend, niet zo talrijk zijn als de wadvogels blijven ze meestal wat onderbelicht. De wadvogel-tellingen waren en zijn grotendeels gericht op de vogels die bij hoogwater op en rond de kwelder overtijen. Dit zijn dus de vogels die bij laagwater op het droogvallende slik foerageren. Maar zoals gezegd lang niet alle soorten komen bij hoogwater de kwelder op. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat er nauwelijks telgegevens zijn verzameld omtrent aantallen en verblijf van bepaalde eenden en de Fuut op de diepere delen van de Waddenzee. Deze eenden die voor een groot deel de dag zwemmend en duikend doorbrengen, zoals Brilduiker, Grote en Middelste Zaagbek, Toppereend en IJseend kunnen we zien vanaf de boot naar Schiermonnikoog of vanaf de zeedijk tussen Lauwersoog en de Westpolder. Van de vogels die vanaf de dijk Lauweroog-Westpolder zijn te zien, heb ik vanaf 1975 notities gemaakt. Het traject is ruim 100 maal geteld, met als telposten de haven van Lauwersoog, de auto-oprit waar de dijk een knik maakt, de voormalige loods die halverwege tussen de Westpolder en Lauwersoog stond en het begin van de landaanwinning van de Westpolder. Hier volgen wat impressies.