Tijdens een lang weekend halverwege juni 2000 kamperend op het SBB-terrein Leenstertillen, had ik het genoegen een flink aantal zangers op en rond het terrein aan te treffen. In het hout rondom de kampeerweide hadden vier paar Tjiftjaf Phylloscopus collybita hun territorium gevonden en het gezang van de mannetjes was volop te horen. Het viel mij direct op dat elk mannetje zich hierbij zeer consequent hield aan zijn eigen riedeltje, dat aanzienlijk verschilde van dat van zijn buren. Zoals bekend bestaat de zang van de Tjiftjaf (nominaatondersoort collybita) uit een metronoom-achtige aaneenrijging van noten van drie verschillende toonhoogten (tjif, tjef, tjaf). Hierbij zijn de melodietjes voornamelijk variabel in lengte en in plaatsing van de drie tonen in de verschillende strofen. Soms wordt een strofe met één of meer noten met opslag ingezet (tetjiftjef..., tetjif-tetjif-tjef...). Dit gebeurt vooral wanneer de vogel extra opgewonden is.