Hartje winter. Midden op het ijs, terwijl het tien, vijftien graden vriest, lopen wat meeuwen, eenden of andere watervogels met ”blote voeten”. Sommige staan zelfs stil, een beetje ineengedoken – de poten op het ijzige ijs. In de verte plotseling beweging van een aantal vogels. Er is iets eetbaars te halen. Zonder moeite, zonder krampachtige bewegingen, zonder te zijn vastgevroren, vliegen de dieren van het ijs op, richting lekkere hap. Nóg enger: Langs de keihard bevroren oeverrand staat, heel langbenig, een reiger die om de een of andere reden de trektocht naar het warme zuiden niet heeft aanvaard en is achtergebleven. De gure wind giert om de onbeschermde dunne poten – de reiger toont niet er last van te hebben. In de perken van de dierentuin zijn zo talloze voorbeelden te zien – ook van zoogdieren. Kamelen bijvoorbeeld die behaaglijk in de sneeuw liggen, de poten onder zich gevouwen.