De verschijning van een gier tussen Tilburg en Dongen, op zaterdag 9 januari, bracht het Nederlandse volk compleet in opschudding. Via radio, tv. en dagbladen werd uitgebreid melding gemaakt, met als gevolg dat hele volksstammen met kijker en camera gewapend ter plaatse verschenen, waar echter de gier zich weinig van aantrok. Hij scheen mensenmassa’s in zijn omgeving gewoon te zijn. Niettemin werd hij gedetermineerd als „vale gier” en in elk geval „wild”, want geen enkele dierentuin miste het dier. ledere dag werden de mensenmassa’s rond de vreemde vogel groter, het maximum bereikend in het eerstvolgend weekend, toen het aantal toeschouwers geschat werd op enkele tienduizenden. Juist op die zaterdag werd de eerste vangpoging ondernomen door van Dijk’s Dierentuin te Tilburg. Een grote vangkooi met twee gieren als lokvogel werd opgesteld temidden van de mensenmenigte. Een uitermate slechte omstandigheid om vogels te vangen. De poging mislukte dan ook grandioos. Inmiddels was de gier door Prof. Dr. K. H. Voous en Drs. M. F. I. J. Bijleveld gedetermineerd als zijnde een Bengaalse gier (Gyps bengalensis). De status van de vogel wijzigde hierdoor ten zeerste; het was niet langer een Europese wilde vogel, vallende onder de Nederlandse vogelwet. De vogel was eigendom van de terrein-eigenaar waarop de vogel zich bevond, maar mocht niet geschoten worden.