Tot op 1 januari 1899 de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels werd opgericht, konden de levensomstandigheden van de vogels in ons land terecht “vogelvrij” worden genoemd. Slechts vogels die voor de landbouw nuttig geacht werden, genoten een zekere mate van bescherming op grond van landbouwwetten, doch in werkelijkheid kwam het erop neer dat men ongestraft vogels kon vangen, en dat, om velerlei redenen – één daarvan was zelfs de damesmode – ook deed. “Vogelbescherming” heeft van haar oprichting af geijverd voor een wet tot bescherming van de vogels en heeft een belangrijk aandeel gehad in de totstandkoming van de Vogelwet 1912 en 1936. Dank zij dit particulier initiatief vond in ons land in een zeer vroeg stadium een begin van natuurbescherming plaats. Ik heb veel waardering voor de gevoelens die thans bij grote delen van ons volk opkomen bij een verdere bedreiging van de ons omringende natuur en wanneer de vogelstand op het spel staat. De aantasting van de natuur is reeds te ver gegaan en onherstelbare schade is aangericht onder meer aan het aantal vogelsoorten en bepaalde vogelpopulaties zijn eveneens in ons land, sterk afgenomen.