Geheel naar het voorbeeld van Aristoteles verdedigde Conrad Gessner, de vader van de vogelkunde in Zwitserland, in zijn in 1557 verschenen werk nog de theorie van ‘winterslaap’ bij kleine of onopvallend trekkende vogelsoorten (bijvoorbeeld Koekoek, Nachtegaal) doch gaf echter over de trek van grotere of opvallende soorten naast fabels reeds zeer treffende voorbeelden. Van Ooievaars, Kraanvogels, en Kwartels wist hij te berichten, dat zij in Egypte, Libië en deels nog verder zuidelijk overwinterden en dat zij voor hun reizen gebruik maakten van ‘de wind in de rug’. Trek over de Alpen wordt nergens met name genoemd; men kan zich echter afvragen, of de vermelding van trek van Ooievaars niet de veronderstelling van trek over de Alpen vereiste, toen Gessner schreef: ‘Die Storcke so Sommerszeyt in Europa sind, die findt man vast durch den ganzen Winter in Egypten und umb Antiochia ... Eh dann sy aber über meer farind, alle die so in unser land kommen, versamelnd sy sich bey dem Fluss Etsch genennt,... Sy wartend mit irer hinfart gantz weysslich auf den Bysswind.2*’ Pas tegen het einde van de 18e eeuw begon men vogeltrek als een algemeen verschijnsel te erkennen en Buffon kwam in zijn in 1770 verschenen ‘Histoire naturelle des Oiseaux’, krachtig op voor het idee van vogeltrek, ondanks tegenstanders van naam (zoals bijvoorbeeld Linnaeus), en verwierp de mogelijkheid van overwintering in winterslaap. De eerste concrete verwijzing naar vogeltrek over de Alpen vinden we in 'Verzeichnis der Vogel des Kantons Säntis’ (Hartmann 1798). De auteur schrijft daar, dat de Bijeneter in het voorjaar uit Italië door Graubünden in het Rijndal komt. Meisner (1804) deed een daarmee overeenstemmende opgave over een meer opvallende en normaliter in het laagland voorkomende soort; hij vermeldde over de Kievit: Trekt ook door de dalen van de hogere gebergten, is bijvoorbeeld bij Zweisimmen reeds geschoten. Meisner was echter duidelijk niet geheel zeker van zijn zaak, want in 1815 beschreef hij samen met Schinz alleen het voorkomen van de Kievit in de gebergten tot in de late herfst, zonder dit als trek te onderkennen.