Als men zich bedenkt dat per vierkante kilometer niet minder dan zeven vogeljagers (anderen spreken van 5,35 per km2) op trekvogels loeren, dan zal men wel begrijpen dat een groot percentage van de trekvogels dit land nooit levend door zal komen. Dat wil ook zeggen dat op plaatsen waar de trekvogels zich concentreren de dichtheid van de jagers vele malen groter is. Dat hebben we kortgeleden zelf maar al te goed kunnen ervaren. Ofschoon de vogeljacht in Italië reeds een eeuwenoud gebruik is, wijzen de cijfers uit dat het aantal jagers (incl. het aantal geweren) steeds groter wordt, hun gebruikte middelen steeds doeltreffender, hun vervoer steeds gemakkelijker en sneller, de handel steeds uitgebreider en het aantal vogels steeds kleiner wordt. Dat de achteruitgang van bepaalde zangvogelsoorten (met soms 80% tot 90%) nog andere oorzaken tot gevolg heeft is wel algemeen bekend. Toch zou een einde van de Italiaanse vogelmoord weldadig voor vele vogelpopulaties zijn die twee maal per jaar over dit land trekken.