Hoeveel waarnemingsdagen zal alleen al het Nederlandse vogelaarsgilde jaarlijks in het veld doorbrengen? Speurend, observerend en vooral ook registrerend. Want dat veel over hetgeen wij waarnemen in dagboeken wordt vastgelegd, staat vast. Informatie die uiteenloopt van tellingen tot gedragsstudies... met alles wat daartussen ligt. Veel van die dagboeken, vaak vol met waardevolle kennis, komen uiteindelijk in het vuilnisvat terecht. Ongebruikt in de zin dat ze de eigenaar het genoegen geschonken hebben, dat iets van de vreugdevolle uren, doorgebracht in het veld, er in na te slaan viel, maar zonder dat anderen ooit toegang kregen tot misschien wel unieke kennis van grensverleggende betekenis. ’Wat gaan jullie nu hiermee doen?’. Een vraag waaraan later nog wel eens teruggedacht werd. Gesteld door een van de altijd vriendelijke en geduldige Roemeense wetenschapsmensen, tijdens een van die wintertochten naar de Dobrogea, om daar de Roodhalsganzen te bekijken. Dagen proberen en rondsjouwen gingen voorbij eer wij in het eindeloze en desolate landschap, door de ganzen onontdekt, naar een positie konden kruipen vanwaar uit zinvol viel waar te nemen.