In de litteratuur wordt de jachtwijze van een Sperwer doorgaans omschreven als het zich met snelle duikvluchtachtige aanvallen en zwenkingen op een prooi storten. Daarbij wordt zoveel mogelijk iedere dekking benut. Een andere veel voorkomende wijze van prooidieren bemachtigen is het uitvoeren van een snelle strijkvlucht en het slaan van de opgejaagde dieren. In beide gevallen gaat het om het verrassingseffect. Lang niet iedere vangpoging heeft succes; vaak weet de aangevallene te ontkomen. Een mij onbekende jachtwijze nam ik in januari 1983 waar. In Eemdijk, een klein dorpje met lintbebouwing langs de Eem (U.), kwam een Sperwer ♀ met hoge snelheid uit de polder, stortte zich op een groepje Huismussen en greep er een van. De aangevallene wist te ontsnappen. Hierop zette de Sperwer haar prooi te voet na, maar deze kroop in een ligusterhaag. In het geheel niet ontmoedigd klauterde de Sperwer ook in de heg tot zij bleef steken en de mus ontkwam (Jonkers 1983). Navraag bij verscheidene ornithologen die zich veel met stootvogels bezighouden, had als resultaat dat niemand van hen dit verschijnsel ooit had waargenomen. Een reden om in de litteratuur te gaan zoeken of er toch niet meer waarnemingen of beschrijvingen van een jachtmethodiek met lopen en klauteren waren. In de Nederlandse litteratuur zijn enkele beschrijvingen te vinden. Sprey (1939) deed een waarneming van een Sperwer die ongelooflijk handig over een paar takken liep en een paar totaal verraste Huismussen greep.