In 1944 werd het landhuis ’Windesheim’ getroffen door een Britse bom en brandde geheel uit (Koorn cum suis 1980). Vanaf dat moment heeft de tand des tijds meer en meer grip gekregen op het park en kwam de natuur weer wat meer tot zichzelf (Van der Zee 1984). Veertig jaar lang hebben slechts natuurlijke krachten hun werk gedaan (Belleman 1983). De hoeveelheid staand en liggend dood hout nam jaarlijks toe, waardoor het park steeds meer op een (natuur)bos ging lijken. In juli 1982 werd begonnen met de uitvoering van het restauratieplan voor Landgoed ’Windesheim’ (Anonymus 1982). Voordien werd het voormalige koetshuis al voor bewoning gereedgemaakt en toen werden tevens de grachten eromheen uitgediept. Tevens werden eromheen gazons hersteld en de begroeiing gesnoeid. In de zomers van 1982 en 1983 werden de tuinen gerestaureerd. Werd er eerder op zaterdagen wel eens wat dood hout uit het parkbos gehaald, in de winter 1982/1983 nam de hoeveelheid afgevoerd dood hout toe. In de winter 1983-1984 werd er, vooral op werkdagen, het meeste staand en liggend dood hout afgevoerd. In het broedseizoen 1984 werden Rhododendrons teruggezet, sloten uitgediept en stuwen gebouwd in het parkbos. Het uitdiepen van de sloten geschiedde met zware machines vanaf de wal, waardoor onderbegroeiing en levende bomen verloren gingen. Op deze wijze werd het parkbos weer tot park.