Toen ik zo’n vijftig jaar geleden als jonge vogelliefhebber het Oostzijderveld met mijn kano introk, vond ik het maar heel gewoon dat het daar krioelde van de weidevogels. De enige mensen die je daar tegenkwamen, waren de vissermannen en de boeren. Bezige mensen, die meestal vriendelijk groetten en met wie je ook zo’n lekker babbeltje kon maken. De meesten vonden het wel vreemd zo te zien dat ’n joch zich zo voor vogels interesseerde... Vogels: ze waren lastig voor hun vee, dat onrustig werd tijdens het melken vanwege bijvoorbeeld de aanvallen in krijsende duikvlucht van Visdiefjes of Zwarte Sterns. Hadden zij het ongeluk, dat op hun voor hooiland bestemde weiland een kolonie Kokmeeuwen zich vestigde, die als nestmateriaal het stro van de stalmest gebruikte, dan deden ze er alles aan om die kolonie te verdrijven.